Druk vanuit niet gesaneerde lozingen huishoudens
Met een zuiveringsgraad van 89% en een rioleringsgraad van 91% scoort het Benedenscheldebekken in vergelijking met de andere bekkens goed.
De voorbije 25 jaar is er heel wat geïnvesteerd in saneringsinfrastructuur in het Benedenscheldebekken. Toch zijn er nog een aantal knelpunten. Vooral in de afstroomgebieden van de Ledebeek, Durme, Vliet en de drie Molenbeken moet in verschillende regio’s nog heel wat saneringsinfrastructuur aangelegd worden. (zie collectief te optimaliseren buitengebied op het zoneringsplan).
Er zijn nog een aantal opvallende black points in het Benedenscheldebekken zoals het achterwege blijven van de rioolwaterzuiveringsinstallatie voor de opvang van het afvalwater van Oxdonk, waarbij het afvalwater nu integraal in de Zwarte Beek terechtkomt, en de KWZI Merchtem-Peizegem, met lozing van afvalwater op de Bouwbeek.
In het Benedenscheldebekken zal ongeveer 2,4% van de inwoners niet aangesloten worden op de centrale rioleringsinfrastructuur. Dat afvalwater moet via een IBA (individuele behandelingsinstallatie afvalwater) gezuiverd worden. Slechts 8% van de IBA’s is reeds geplaatst. Gezien deze disperse lozingen zich vaak in de kleinere waterlopen situeren, kan de impact van die huishoudelijke lozingen lokaal wel belangrijk zijn. Onder meer in de bovenlopen van de Vliet-Grote Molenbeek en de drie Molenbeken (Molenbeek-Grote Beek, Molenbeek-Kottembeek, Molenbeek-Gondebeek) moeten nog heel wat IBA’s aangelegd worden. (zie individueel te optimaliseren buitengebied op het zoneringsplan).