visie
Abeek en Lossing
Om een goede fysisch – chemische toestand te halen voor de Abeek zal vooral de aanrijking van nutriënten in de bovenstroomse trajecten en bepaalde zijlopen (bv. Soerbeek), waar de nutriëntenemissies het hoogst zijn, teruggedrongen moeten worden. De grootste winsten zijn te halen in de landbouwsector. Complementair is het noodzakelijk om de werking van RWZI Bree die loost via de Breëerstadsbeek te optimaliseren en de overstortwerking in de bovenloop van de Abeek terug te dringen. Verdere afkoppeling van hemelwater binnen zuiveringsgebied van RWZI Bree moet hiertoe bijdragen. Aanvullend wordt een nazuiveringssysteem achter RWZI Bree minstens onderzocht. Saneringsprojecten van huishoudelijk afvalwater kunnen lokaal nog relevant zijn en projecten nabij waterlopen krijgen voorrang. Een verbetering van de waterkwaliteit van de Abeek heeft via het verdeelwerk ook een positieve invloed op de Vlaams waterlichamen Itterbeek I en II.
Voor de Lossing (=speerpuntgebied type 2) is vooral de waterkwaliteit van de Horstgaterbeek sterk bepalend. De hoge nutriëntenconcentraties zijn hier voornamelijk afkomstig van de overstortwerking net stroomopwaarts de Zuid-Willemsvaart en van de landbouwsector via diffuse verontreiniging en restlozingen. In eerste instantie dienen binnen deze sectoren oplossingen gezocht te worden. Opvolging van (rest)lozingen in het industrieterrein blijven zeker relevant voor de Horstgaterbeek. Het meeste huishoudelijk afvalwater wordt gesaneerd. Met de hoge nutriëntenvrachten wordt best ook ingezet op een verbeterd zelfzuiverend vermogen van de uniforme Horstgaterbeek en Lossing.
Met betrekking tot beekstructuur is de potentie voor herstel van de ecologie en van de natuurlijke waterhuishouding in de vallei van Abeek en Lossing het grootst door de Abeek opnieuw in haar oude bedding (huidige Lossing) naar de Maas in Nederland te laten stromen. Het stroomafwaartse (gegraven) gedeelte van de huidige Abeek ligt kunstmatig hoog in het landschap, zodat dit een onnatuurlijke situatie is t.o.v. het omliggende gebied, met weinig structuurvariatie. Door de Abeek terug in haar oorspronkelijke bedding te laten stromen wordt de natuurlijke waterhuishouding deels hersteld en zal de bovenloop van de rivier toegankelijk worden voor vissen vanuit de Maas via de Uffelse Beek (Lossing in Nederland). Het onderzoek naar dit herstelproject is al opgestart maar moet in deze planperiode verder uitgewerkt worden, rekening houdend met een goede waterhuishouding voor natuur en landbouw
Het structuurherstel van de huidige Lossing volgt het omwisselingsproject en bijkomend is hierbij afstemming met ruilverkaveling Molenbeersel onontbeerlijk. Op korte termijn wordt ingezet op het verbeteren van de connectiviteit in de Abeek stroomopwaarts de Broekmolen waar nog een achttal vismigratieknelpunten op te lossen zijn, waaronder de Abroxmolen. Daarnaast wordt gestreefd om ook op zijlopen (o.a. Gielisbeek, Soerbeek) de structuur te verbeteren in functie van het zelfzuiverend vermogen, klimaatadaptatie en de biodiversiteit.
Rekening houdend met de beschermde soorten zoals beekprik is een aangepast ruimingsschema een blijvend aandachtspunt.
Itterbeek
De fysisch-chemische waterkwaliteit van de Itterbeek I (=speerpuntgebied type 2) opwaarts de kruising met de Abeek (Kinrooi) is relatief goed, maar verslechtert door de invloed van het Abeekwater. Gezien de huidige impact van de Abeek op de Itterbeek vanaf het verdeelwerk zal de kwaliteit van de Itterbeek I afwaarts het verdeelwerk verbeteren van zodra de kwaliteit van de Abeek toeneemt of het debiet van de Abeek opwaarts het verdeelwerk afneemt (zie beschrijving hierboven bij Abeek).
Specifiek zijn er voor de Itterbeek I nog een aantal restlozingen (waaronder overstortwerking) die deze planperiode een aanpak verdienen. Verbeteren van de structuurkwaliteit dient eerst binnen habitatrichtlijngebied te gebeuren (oa. Brand). Bijkomend kan de structuur tussen de beschermingszones verbeterd worden. Ook de vismigratieknelpunten op de Itterbeek dienen ten laatste tegen 2027 weggewerkt te worden. Met waterschap Limburg in NL moet een oplossing gezocht worden voor de vismigratieknelpunten in Neeritter en Thorn. De Kraekermolen in Thorn zou via oude droge bedding van de grensvormende Itterbeek II kunnen gebypassed worden.
Het waterlichaam Itterbeek II (VL05_138) (=speerpuntgebied type 2) wordt grotendeels beïnvloed door Itterbeek I en het Nederlandse afstroomgebied. Het formele afstroomgebied van dit waterlichaam wordt in Vlaanderen grotendeels gevormd door dat van de Witbeek die op de grens uitmondt in de Itterbeek (Thornerbeek in NL). Gezien de ligging van de samenvloeiing heeft de Witbeek een beperkt effect op Itterbeek II, hoewel dit voor biologische gemeenschappen zeker relevant kan zijn. Omwille van haar historische en hydrologische verbondenheid met de Bosbeek wordt de Witbeek in dit plan hiermee samen geclusterd en besproken).
Toenemende verdroging met de klimaatverandering laat zich al voelen zowel in de beken als in het omliggende landgebruik van het gebied Abeek, Lossing en Itterbeek. Het is daarom cruciaal dat we verder inzetten op klimaatadaptatie met klimaatbuffers, verbeterde infiltratie en aangepaste bedrijfsvoering (bv. gewone drainage omzetten naar peilgestuurde drainage). Een herstel van natte gronden draagt via verhoogde koolstofopslag ook bij klimaatmitigatie. Bijkomende beschaduwing van waterlopen door bomen geeft verder bescherming van de waterkwaliteit, gezien watertemperatuur bepalend is voor de oplosbaarheid van zuurstof in water.
Raadpleeg de gegevens over druk & impact, milieudoelstellingen, reductiedoelen & afwijkingen en beoordeling in de waterlichaamfiches. VL05_141 - LOSSING, VL05_137 - ITTERBEEK I, VL11_133 - ABEEK, L107_866 - LOSSING L1, L107_861 - ABEEK L1.