Bodem
Zand en lemig zand (51%) is de dominerende bodemsoort voor het zuidelijke deel van het bekken. Lichte zandleem en zandleem zijn kenmerkend voor het uiterste zuiden (plateau van Tielt) en zuidoosten van het bekken. Ook enkele lichtere kreekruggronden in de polders hebben een zandleem textuur.
Alluviale bodems van klei en zware klei nemen samen 25% van de oppervlakte in. Ze zijn typerend voor poldergebied welke ontstaan zijn door afzetting van slib van uit de zee.
Veen (3,75%) komt voornamelijk voor in poldergebied
De bodems in het bekken zijn overwegend matig tot zeer nat.
Typerend voor de bovenlopen in de zandstreek zoals de Kerkebeek, Rivierbeek, Ede, Sint-Trudoledeken is het voorkomen van stuwwatertafels op een diepte van circa 75 cm. Door de sterk schommelende grondwatertafel zijn deze bodems zeer nat in de winter en zeer droog in de zomer. Men spreekt ook van hangwatertafels.