Reliëf
Het reliëf in het Dijle-Zennebekken is heel gevarieerd: het zuidelijk deel heeft een uitgesproken reliëf, het noordelijke deel is relatief vlak.
In het bekken worden hoogtes teruggevonden tussen 2 m en 139 m TAW. De leemruggen en plateaus zijn er van elkaar gescheiden door diep ingesneden beekvalleien en depressies. Opvallend zijn de overwegend brede valleien van de Dijle en Zenne (lokaal meerdere kilometers breed). Het Zennedal te Halle is zeer smal (enkele honderden meter) omdat de bedding daar in harde primaire lagen is uitgeschuurd.
De Dijle en de bovenlopen (Laan, IJse, Voer, Nethen, Molenbeek en Vunt) worden voornamelijk door bronnen gevoed. Deze beken stromen door steile valleien, wat zorgt voor een snelle afvoer van het water. De beken in de zand- en zandleemstreek stromen door een vlak gebied en vertonen dan ook meer kenmerken van de typische laaglandbeken met een kleiner verval: lagere stroomsnelheden, brede overstromingsvlakten en vrijwel geen voeding door bronnen. Hierdoor wordt de afvoer vertraagd, wat het gebied gevoelig maakt voor overstromingen. Daarenboven maakt het feit dat deze beken uitmonden in het deel van de Dijle waar nog getijdewerking is, deze afvoer nog extra moeilijk.