Bodem
De meeste bodems (43%) in het Dijle-Zennebekken zijn leembodems (Brabantse leemstreek). Deze komen voor in het zuidelijke deel van het bekken. Ook zandleembodems komen vrij vaak voor (bijna 20%), voornamelijk in het Hageland, tussen de Zenne en het Zeekanaal Brussel-Schelde, en afwisselend met leembodems in de driehoek Vilvoorde-Kortenberg-Haacht. Lichte zandleembodems komen in het noorden en oosten van het bekken voor en dit voornamelijk in de valleien.
De plateaugronden zijn meestal droog tot zeer droog, terwijl de valleien en de komgronden van nature nat tot zeer nat zijn. Door het aanleggen van een intensief drainagenetwerk zijn de komgronden vaak deels ontwaterd. De ‘zeer natte’ bodems vinden we vooral in de valleien van de Dijle en de Zenne, en ten noorden van de grens tussen de leem- en zandleemstreek. ‘Natte’ bodems zijn verspreid te vinden in het bekken, voornamelijk rond de bovenlopen van waterlopen, in de valleigebieden en ook in ongeveer het ganse zuidwesten van het bekken.
Op de plateaus en op de valleiwand variëren de grondwaterstanden meer in de loop van de seizoenen. Hierdoor treedt uitloging op, zodat onder de (zand)leemlaag vaak een zone ontstaat die aangerijkt is met klei en/of ijzer.