Bodem
Leembodems (31%) en zandleembodems (41%) zijn de meest voorkomende bodems in het Bovenscheldebekken.
Klei of zware kleibodems (samen 6%) komen vooral voor in de komgronden van de Scheldevallei, die de traditionele Scheldemeersen (overstroombare graslanden) vorm gaven. Zandbodems (11%) komen voornamelijk in het noorden van het bekken voor ter hoogte van de linkeroever van de Boven-Schelde.
De vallei van de Boven-Schelde wordt vooral gekenmerkt door jonge bodems zonder profielontwikkeling. Deze bodems zijn van nature nat tot zeer nat ten noorden van de grens tussen de leem- en zandleemstreek. ‘Natte’ bodems komen verspreid voor in het bekken. Op de plateaus en op de valleiwand zijn de grondwaterstanden zijn veelal lager en variëren meer in de loop van de seizoenen. Deze gronden zijn meestal droog tot zeer droog.
De textuurklasse van de bodem geeft een richtwaarde voor het vochtophoudend vermogen en de doorlatendheid van de bodem, wat een invloed heeft op infiltratie en erosiegevoeligheid.