aspect waterbeheersing en veiligheid
Voor de toestandsbeoordeling van het overstromingsrisico wordt gebruik gemaakt van 2 indicatoren: ‘economische schade’ en ‘aantal potentieel getroffen mensen’. In vergelijking met het vorige plan zijn er een aantal actualisaties gebeurd aan het model (componenten van de LATIS-tool) waardoor er nu ook een onderscheid wordt gemaakt tussen fluviale en pluviale overstromingen. Onder meer omwille van de veel kortere duur van pluviale overstromingen zal de blootstelling en schade minder groot zijn voor dit type overstromingen. Daarom kunnen de schadeberekeningen en beoordelingen van de pluviale overstromingen niet zomaar vergeleken worden met die van de fluviale overstromingen.
Voor meer uitleg over de overstromingsrisicobeoordeling miv de indicatoren en afwegingskaders, zie stroomgebiedniveau.
In het Dijle-Zennebekken ligt de economische schade ten gevolge van pluviale overstromingen bij elk overstromingsrisico hoger dan bij fluviale overstromingen. Bij een pluviale overstroming met grote kans kan de schade oplopen tot bijna 700 miljoen euro, bij een fluviale overstroming met grote kans blijft dit relatief gezien beperkt tot iets meer dan 36 miljoen euro.
Vergeleken met de andere bekkens is in het Dijle-Zennebekken de economische schade veroorzaakt door fluviale overstromingen met een kleine kans op voorkomen, op het Benedenscheldebekken na, het grootst. Dit hangt samen met het feit dat er zich langs de Dijle doorheen de geschiedenis een aantal belangrijke steden ontwikkeld hebben, waaronder Leuven en Mechelen. Ook langs het opwaartse deel van de Zenne, tussen de gewestgrens met Wallonië en Brussel, bevindt zich veel bebouwing en industrie.
Voor de pluviale overstromingen met een grote kans op voorkomen is het aangewezen om op zoek te gaan naar acties die de toestand verder kunnen verbeteren. Een eerste belangrijke stap is alvast een gebiedsdekkend bronbeleid uitstippelen via bijvoorbeeld een hemelwater- en droogteplan. Waar mogelijk kan dit aangevuld worden met de aanleg van bijkomende gecontroleerde overstromingsgebieden.
In het Dijle-Zennebekken worden personen vooral getroffen bij pluviale overstromingen, dit kan tot 17 maal zo veel zijn als bij een fluviale overstroming met een grote kans tot voorkomen. Bij een pluviale overstroming met grote kans op voorkomen kunnen een 12800-tal personen getroffen worden, bij een pluviale overstroming met een kleine kans op voorkomen kan dit aantal oplopen tot ca. 55.000 personen. Bij fluviale overstromingen ligt het aantal getroffen personen lager. Het aantal varieert van een 760-tal getroffen personen bij een fluviale overstroming met een grote kans op voorkomen tot een 6600-tal getroffen personen tgv een overstroming met een kleine kans op voorkomen.
Ook hier is het aangewezen om voor pluviale overstromingen met een grote kans op voorkomen mogelijke acties te onderzoeken die het aantal personen getroffen door overlast verder terugdringt. Ook individuele beschermingsmaatregelen die de burger zelf in zijn woning kan treffen komen hiervoor in aanmerking.