De Schelde: levensader
Opwaarts Gent, voor de bekkengrens, wordt de Schelde nog Bovenschelde genoemd. In Gent ondergaat de Schelde voor het eerst de werking van het getij. Het deel van de Schelde dat van Gent via Antwerpen tot aan de Nederlandse grens loopt, heet de Zeeschelde. In de Zeeschelde vermengen zout zeewater en zoet rivierwater zich. Dit zorgt voor een uniek overgangsgebied tussen rivier en zee. Het zoete water gaat stroomafwaarts geleidelijk over in brak water en verder in Nederland wordt het water zout. Het zoutgehalte schommelt voortdurend, afhankelijk van het getij en de bovendebieten.
In de Scheldemonding bij Vlissingen bedraagt het verschil tussen hoog- en laagwater zo’n vier meter. Meer landinwaarts wordt het getijdenverschil groter. Hoe verder stroomopwaarts, hoe nauwer de rivierbedding en hoe meer het binnenstromende vloedwater wordt opgestuwd. Nabij Hamme, waar de Durme in de Schelde uitmondt, bereikt de rivier haar hoogste waterpeil. Daarna neemt de opstuwing van het water weer af. Door de sluizen in de omgeving van Gent wordt de rivier verder stroomopwaarts niet langer door de zee beïnvloed.
De overgang van zout naar zoet, samen met het gelijkmatige ritme van eb en vloed, doet een grote variatie aan getijdennatuur ontstaan. Slikken en schorren zuiveren het rivierwater en herstellen het evenwicht in de voedselketen. Tegelijk temperen ze de golfslag, zodat dijken minder druk ondervinden.
In het Benedenscheldebekken komt de afvoer van een belangrijk deel van het Schelde-estuarium bij elkaar. De afvoer van de Nete, de Dijle (en Demer), een deel van Leie, de Boven-Zeeschelde en het Benedenscheldebekken zelf. Voorbij Antwerpen stroomt de Zeeschelde Nederland binnen en wordt ze Westerschelde genoemd. De Schelde mondt verder afwaarts uit in de Noordzee. De Zeeschelde, de Westerschelde en het mondingsgebied van de Schelde vormen samen het Schelde-estuarium.
Wanneer het stormt boven de Noordzee in combinatie met springtij, ontstaan er stormvloedgolven. Als zo’n vloedgolf de Schelde en haar zijrivieren binnenrolt, stijgt het water en bestaat een verhoogd risico op overstromingen.