Kanalen
Deze cluster omvat delen van de Kempense kanalen, het Albertkanaal en het Kanaal Briegden-Neerhalen gelegen in het Maasbekken. De kanalen zijn kunstmatige waterlichamen waar het water vooral functies heeft voor de mens (transport, als bron voor drinkwater en irrigatie, industriële toepassingen, recreatie,…). De voeding van de kanalen is weliswaar afhankelijk van een natuurlijk systeem, nl de Maas.
Omwille van opgelegde doelstellingen en de verschillende functies dient er een bepaalde kwantitatieve en kwalitatieve toestand in de kanalen te zijn. De waterkwaliteit van het kanaalwater is grotendeels afhankelijk van de waterkwaliteit van de Maas, rechtstreekse (industriële) lozingen, en de kwaliteit van de waterlopen die in de kanalen uitmonden. Voor rechtstreekse lozingen zijn de opgelegde normen en handhaving van belang. Voor de kwaliteit van het Maaswater dient in eerste instantie grensoverschrijdend gewerkt te worden met Nederland en Wallonië. Hoewel het effect van de waterlopen die rechtstreeks uitmonden in de kanalen, gering is omwille van het relatief kleine debiet, verdient de waterkwaliteit toch de nodige aandacht vooral op het vlak van gevaarlijke stoffen. Een kleine concentratie van deze stoffen kan voldoende zijn om het drinkwaterproductie uit het Albertkanaal te bemoeilijken, zeker bij lage waterpeilen in tijden van droogte.
De sluizen in de kanalen vormen vismigratieknelpunten, maar de kanalen zijn geen prioritaire route voor vismigratie. Anderzijds worden de kanalen ook op biologische kenmerken beoordeeld, waaronder de visfauna. De nodige maatregelen dienen genomen te worden om schade aan de visfauna tot een minimum te beperken bij bestaande en nieuwe infrastructuurwerken. Daarnaast worden kanalen preferentieel voorzien van natuurvriendelijke oevers waarin de fauna specifieke habitats kan terugvinden. Op deze wijze wordt ook de recreatieve visserij langs de kanalen ondersteund. Bijkomend is het zinvol om de nodige fauna uitstapplaatsen te voorzien.
Het beheer van de kanalen is maximaal afgestemd op duurzaam waterverbruik steunend op de draagkracht van het watersysteem. Rekening houdend met de verminderde waterhoeveelheid in de toekomst dienen nu de nodige preventieve en remediërende maatregelen uitgewerkt te worden, om laagwatertoestanden zoveel mogelijk te vermijden en op te vangen. Aan de sluizen van het Albertkanaal worden al retourpompen geïnstalleerd die bij laagwaterscenario’s functioneel zijn en een onderdeel zijn om de Vlaamse afvoer en het verbruik te beperken. Deze retourpompen dienen niet enkel de maatschappelijke functie van het kanaal maar zijn ook een instrument in het voldoen aan de verplichtingen vanuit het Maasafvoerverdrag, een verdrag ten gunste van de watergebonden natuur en het peilregime in de Maasvallei. Ook een meer gedifferentieerde verdringingsreeks voor watercaptatie bij waterschaarste is nodig, waarbij rekening wordt gehouden met minimumbehoeften (e-flow) voor (Europese) milieu- en natuurdoelen van ecosystemen die afhankelijk zijn van kanaalwater.