visie
De ligging in de noordelijke uitlopers van de Vlaamse Ardennen betekent dat erosie een belangrijke impact heeft op het halen van een goede waterkwaliteit. Een verdere intensifiëring van erosiebestrijding is dan ook noodzakelijk in dit gebied om diffuse verontreiniging met nutriënten, pesticiden en slib tegen te gaan. Vooral langs de Vagebeek, Larebeek en Parkbosbeek zijn er bijkomende inspanningen nodig. Daarnaast is een gerichte handhaving van onder meer de 5m- zone voor bemesting en 1m-zone voor grondbewerking en gebruik gewasbeschermingsmiddelen noodzakelijk. Indien nodig kan in samenwerking met betrokken landbouwers gestart worden met een oeverzone-project. Verder onderzoek moet uitwijzen of een maatregel op drainagesystemen (verwijderen, plaatsen van filters,…) een bijkomende oplossing kan bieden tegen deze bronnen van vervuiling. Erosie heeft ook een belangrijke impact op de werking van de saneringsinfrastructuur in deze regio door leeminspoeling in het rioolstelsel. Verdere afkoppelingen van onverharde oppervlaktes zijn noodzakelijk, zowel in het zuiveringsgebied van Parike als van Sint-Maria-Lierde. Deze afkoppelingen zorgen niet alleen voor minder leeminspoeling in het stelsel, maar zullen problemen rond verdunning verder oplossen, waardoor de installaties beter werken. Daarbovenop zal de installatie in Lierde uitgebreid worden met een bijkomende fosforverwijdering. Als er tot slot nog een aantal belangrijke clusters gesaneerd worden (nabij de dorpskern Smeerebbe-Vloerzegem en de Hollebeekstraat en Stratendries in Parike), is een goede fysicochemische toestand in dit gebied binnen handbereik.
De komende jaren moeten er acties uitgevoerd worden die de biologische en ecologische kwaliteit van de waterloop verder verbeteren. Twee belangrijke vismigratieknelpunten aan de Smeerebbemolen en aan de Lindeveldmolen moeten opgelost worden. Verder is op verschillende trajecten van voornamelijk de bovenlopen van de waterlopen in dit afstroomgebied nog ruimte voor verder structuurherstel. Maar ook afwaarts, ter hoogte van de Beekstraat in Zandbergen kunnen win-win's geboekt worden. Samen met structuurherstel moet onderzocht worden of er via een aanplant op gerichte locaties waterplanten opnieuw geïntroduceerd kunnen worden. Tegelijkertijd moeten de exoten, zowel plant als dier, gestructureerd bestreden worden, zodat deze de waardevolle inheemse fauna en flora niet bedreigen. De bestrijding van de reuzenbalsemien verloopt goed. Een volgende stap kan de plaatsing van een krabbensleuf zijn aan de monding van de Molenbeek-Pachtbosbeek in de Dender zodat de opwaartse migratie van de Chinese wolhandkrab verder tegengehouden wordt.
Een aantal waterlooptrajecten liggen in habitatrichtlijngebied, onder meer de Moenebroeken en het Parkbos-Ophasseltbos. Ook de tussenliggende trajecten zijn daarbij belangrijk. Zo vormt de Moenebroekbeek zelf een link tussen het HRL-gebied van de Everbeekse bossen en het natuurgebied van de Moenebroeken. Het beheer van deze HRL-gebieden moet maximaal afgestemd worden op de doelstellingen van de kaderrichtlijn water.
Inzake waterkwantiteit is er de voorbije jaren door de waterloopbeheerders reeds heel wat geïnvesteerd, door de aanleg van 3 respectievelijk 2 gecontroleerde overstromingsgebieden door de VMM en de provincie Oost-Vlaanderen. De komende jaren is het vooral belangrijk om de aandacht te focussen op bronmaatregelen door het hemelwater lokaal vast te houden. Dat kan bijvoorbeeld door het opstellen van een hemelwater- en droogteplan door de gemeente, dat op een integrale manier over het grondgebied naar opportuniteiten zoekt om het hemelwater op te vangen.
Raadpleeg de gegevens over druk & impact, milieudoelstellingen, reductiedoelen & afwijkingen en beoordeling in de waterlichaamfiches. VL05_73 - MOLENBEEK - PACHTBOSBEEK, L107_273 - MOLENBEEK - PACHTBOSBEEK L1, L107_272 - OPHASSELTBEEK.