Meersen en overstromingen
De Dender is een typische regenrivier. Het water kabbelt meestal traag verder en staat zelfs bijna stil in droge periodes, maar in regenperiodes kan het debiet heel snel oplopen waardoor de Dender verandert in een snelstromende rivier.
Vroeger stroomde in de winter het water van de Dender over in de omliggende weiden, de meersen. Slechts enkele van deze meersen bestaan vandaag de dag nog. De meersen konden hun natuurlijke functie als overstroombaar gebied slechts gedeeltelijk behouden omdat de Dender er ingedijkt is of omdat ze zijn ingenomen door bebouwing en infrastructuur. Op andere plaatsen geven de meersen een uitgesproken groen karakter aan de Dendervallei: de Wellemeersen en Kapellemeersen in de regio Aalst, Denderleeuw tot Liedekerke en de Nuchten, Gemene Meersen, Molenmeersen en Pollaremeersen in de regio tussen Geraardsbergen en Ninove.
In de loop van de eeuwen onderging de Dender een sterke menselijke invloed. Op de 50 km die de Dender door Vlaanderen stroomt, regelt een batterij van 8 stuwen het waterpeil. Deze stuwen dateren van 1869, en bevinden zich onder meer te Geraardsbergen, Ninove, Denderleeuw, Aalst en Dendermonde. Momenteel worden ze één voor één vernieuwd. Omdat de Dender bij hoogwater geen water kan afvoeren in de Zeeschelde, is stroomafwaarts een uitgestrekt gecontroleerd overstromingsgebied aangelegd, het ‘Denderbellebroek’. Hier wordt het extra water tijdelijk gebufferd tot het waterpeil van de Schelde voldoende gedaald is. Het waterpeil in de Schelde is bij hoogwater een cruciale factor: het water van de Dender kan namelijk enkel worden geloosd als het waterpeil in de Schelde lager staat dan dat van de Dender.